Paul Rigolle loodst 'Rots' de wereld in
Tot veler verrassing werd die reeks jeugdboeken in 2016 van
vandaag op morgen onderbroken door een heuse misdaadroman. Dat hadden velen,
lezers en recensenten incluis, niet echt zien aankomen. En Koen in eerste
instantie zelf ook niet. Een krantenbericht dat verscheen over een koppel dat
al twintig jaar vermist was maar dankzij de opwarming van de aarde
teruggevonden werd in het smeltend ijs van een gletsjer liet bij Koen de vonk
overslaan. Aanvankelijk dacht hij weer aan een boek voor jong-volwassenen of
‘young adult’ zoals dat vandaag zo mooi heet. Het verhaal dat in zijn hoofd
ontstond bleek evenwel snel een andere vorm aan te nemen. En zo ontstond IJs,
zijn eerste boek voor volwassenen, meteen een duistere misdaadroman. In IJs
vertelt Koen op verschillende locaties en op verschillende tijdstippen het
verhaal van Mats, een man van Zweedse origine en Sarah, een lerares Nederlands.
Het paar is op vakantie in de buurt van de Dent Blanche, een berg in het
Zwitsers kanton Wallis. Ze ontmoeten er Remse en Yvonne, een Nederlands koppel.
Wat dan volgt kent op zijn zachtst gezegd een dramatische ontknoping waarop ik
hier, in functie van zij die het boek nog moeten lezen, niet nader inga. Het
boek heeft een open einde. Daar had Koen D’haene met zijn voorliefde om de
verbeelding van de lezer aan het werk te zetten bewust voor gekozen. Zeker ook
al omdat hij niet echt van plan was om een vervolg te schrijven. Maar dat was dan
weer zonder de uitgever en ook zonder de lezers gerekend. Naderhand kwamen nog
twee boeken die de lijn doortrokken en die met IJs een trilogie zijn
gaan vormen. Ook over de inhoud van boek twee en boek drie wil ik hier niet al
te veel zeggen om het leesplezier niet te vergallen. In Zand vinden we
de hoofdrolspelers terug op Schiermonnikoog, een geliefde vakantieplek van de
schrijver zelf. Sarah is er met haar nieuwe vriend Tom. Ze ontmoeten er Ingrid
en Michael, alweer een Nederlands koppel. Ook in Zand zwelt de spanning
aan en kent het verhaal een verrassende afloop. En dan is er vandaag met Rots
het slotstuk van het drieluik. Dit keer speelt het verhaal van Sarah en Mats,
die opnieuw bij Sarah is terechtgekomen, eerst in Oostende waar ze wonen, en daarna
op vakantie samen met hun vrienden Joke en Jan in de Ardennen, meer bepaald in
de buurt van Remouchamps. Maar ook in Rots blijft het niet bij een
rustige vakantie in de Ardense bossen. Ook nu steken de demonen uit hun vroeger
leven weer de kop op. Jan vermoedt dat er veel meer aan de hand is dan Sarah en
Mats laten uitschijnen en gaat steeds meer vervelende vragen stellen.
Net als in IJs en Zand steekt Rots vol met vlot geschreven en vinnige dialogen. Die schrijfstijl wordt in zowat elke recensie geprezen. Ook in het derde deel van zijn trilogie past Koen D’haene het stijlprocedé toe dat hij al hanteerde in de eerste twee boeken. Hij laat het verhaal om beurten vertellen door Sarah en Mats. En ook Jan treedt in een hoofdstukje als verteller op. Echt biografische elementen uit zijn eigen leven komen er van Koen niet in de verhalen terecht. Gelukkig ook maar zou ik zeggen, want de intriges waarin de hoofdpersonen terechtkomen zijn best wel sinister te noemen. Wel kent hij als auteur het plezier om zijn eigen vakanties in zijn boeken binnen te smokkelen. Op die manier is hij ook bijzonder vertrouwd met de locaties die door Sarah en Mats worden aangedaan. De Dent Blanche in de Zwitserse Alpen zag hij toen hij aan het schrijven was nog levendig voor zich. Andere momenten in de boeken brengen ons naar Bricola, Bivouac, Brussel en Oostende met café Chamonix, zijn geliefde Wadden met Schiermonnikoog en Hotel Van der Werff, de Ardennen met Royal Hotel Bonhomme in Remouchamps. Je wandelt met hen de Ninglinspo af, het enige bergriviertje dat België rijk is en dat uitmondt in de Amblève. Je verneemt meer over het ontstaan van de legende van de forel en die van de 'moulin du diable'. Als lezer krijg je zowaar zin om op een goeie dag de verhalen van Koen achterna te reizen. Het zegt iets over het schrijfplezier waarmee Koen D’haene over al die plaatsen schrijft. Er moet in het hoofd van Koen een klein atlasje zitten waarin hij alle plaatsen waar hij ooit op vakantie was in zijn werk wil afvinken. Ook de muziek is prominent aanwezig in de boeken van Koen. In 2003 was Valsspeler al opgedragen aan Wim De Craene en in Ketters van de Kemmelberg trad ene Geike Arnaert op. IJs opent met een concert van Bruce Springsteen in het Koning Boudewijnstadion. De intocht van The Boss die het concert helemaal in zijn eentje begint met een akoestische versie van The River zindert van de bladzijden af… Elk boek van de trilogie heeft twee motto’s die meer zijn dan zomaar een willekeurig gekozen fragment. Telkens gaat het om een motto van Tom Waits en eentje van Abba, jawel. Niemand past beter aan het begin van een donkere misdaadroman dan Tom Waits, de meest duistere van alle duistere singer-songwriters. En Abba daar zit ook altijd een kleine snik aan vast. Leuk gevonden om elk boek van de trilogie te laten beginnen met een extractje Waits en een vleugje Abba. Misschien hebben de Zweden wel een boek van Koen te pakken gekregen en zijn ze meteen aan een reünie begonnen. In Rots zijn er geregeld ook streepjes ‘nous étions formidables’ van Stromae te horen. Ook krijg je zin om weer ‘s wat meer Scandinavische thrillers te gaan lezen en zeker moeten we ’s iets in huis halen van de IJslandse auteur Arnaldur Indridason, de lievelingsauteur van Mats.
De eerste twee boeken werden goed ontvangen. Ik vermoed sterk dat dat ook het geval zal zijn met Rots. ‘Psychologische misdaadroman’ staat er op de cover van Rots. Dat is wellicht de meest accurate omschrijving om de drie boeken van Koen een label te geven. Duistere, ja soms verdorven kantjes van de hoofdpersonages zorgen er voor dat het hier eerder over why-dunits gaat dan over who-dunits. In de drie verhalen toont Koen D’haene aan dat de duistere kant van doodgewone stervelingen plots een crimineel ja zelfs verdorven kantje kan krijgen, aangetast en aangeraakt als ze zijn door verlangens waarvan ze de dupe worden.
‘Een echte politiethriller zal ik wel nooit schrijven,’ zei Koen mij. Van zodra er een politie-inspecteur op de scène komt, moet ik als schrijver al weg zijn. Mijn verhaal moet dan al af zijn. Maar het schrijven zelf is voor Koen D’haene nog lang niet af. Daar ben ik zeker van. En kijk voor vanavond mag ik het hierbij houden. Ik wens jullie veel leesgenot en een mooie reis in het nieuwe boek van Koen. Dat het jullie in zijn stroom zal meevoeren, daar ben ik van overtuigd. Meer zelfs: daar ben ik rotsvast van overtuigd.
Paul Rigolle
Wevelgem, zaterdag 13 november 2021.