Paul Rigolle loodst 'Rots' de wereld in

Op zaterdag 13 november liet ik Rots helemaal los. Op een bijzonder sfeervolle officiële voorstelling in de bibliotheek van Wevelgem werd de roman de wereld ingeblazen. Ik ben trots op mijn IJs-Zand-Rots, op mijn Alpen-Wadden-Ardennen.
Maaike Monkerhey praatte de avond heerlijk aan elkaar en Les Tripes waren andermaal fantastisch - nu ook in het Engels. Dichter en publicist Paul Rigolle, sinds enkele jaren literair compagnon bij o.m. de Vereniging van West-Vlaamse Schrijvers, sprak mooie woorden tijdens een bijzonder gesmaakte inleiding. 

Goeieavond beste vrienden van het boek en van de bib,
Vrienden uiteraard ook van Koen,

Ik moet Les Tripes bedanken om eventjes uit hun comfortzone te treden voor deze mooie versie van ‘The River’. Dat dé evergreen van Springsteen hier vanavond gespeeld wordt mag ons niet verwonderen. De song, die Koen nauw aan het hart ligt, komt immers ook voor in Rots, het gloednieuwe boek van Koen D’haene waarvan we vanavond het bestaan mogen vieren. Maar Springsteen was eerder ook al merkbaar aanwezig in de boeken IJs en Zand de eerste twee delen van de trilogie waarvan Rots het sluitstuk is. Er zit trouwens nog veel meer muziek in het werk van Koen, maar daarover straks nog iets meer.

Eigenlijk, beste mensen, hadden we hier verleden jaar in april al moeten staan om Zand, de voorganger van Rots te verwelkomen. Dat is ons in deze rare Covid-tijden toen niet gelukt. Goed dus dat we hier vanavond wél kunnen zijn al vreesden Koen en ik begin deze week toch weer even het ergste.

Koen D’haene voorstellen in eigen Wevelgem is eigenlijk zo goed als overbodig. Als bibmedewerker en als auteur is hij, geboren en getogen Wevelgemnaar, hier genoegzaam bekend. Je wordt ook niet zomaar de allereerste laureaat van de gemeentelijke cultuurprijs. Koen was een van de allereerste schrijvers die Wevelgem op de literaire kaart van het nieuwe millennium wist te zetten. Al heeft hij ondertussen op dit vlak wel het gezelschap gekregen van onder meer Eveline Vanhaverbeke, Danny Chambaere en drie voortreffelijke dichters die luisteren naar de namen Philip Hoorne, Mattijs Deraedt en Jeroen Messely. Deze laatste is overigens ook een collega van Koen in de bibliotheek.

Dat ik hier zelf mag staan vanavond kan geen toeval zijn. Het dient en mag gezegd, Koen en ik delen persoonlijk nogal wat gemeenschappelijke dingen. Er is de liefde voor de literatuur, de poëzie én de koers. Koen schreef zoals bekend in 2012 mee aan het huldeboek voor Gent-Wevelgem. Voorts houden we van dezelfde muziek en delen we sinds een paar jaar ook de inzet voor de VWS, de Vereniging voor West-Vlaamse schrijvers, waarvan Koen sinds kort voorzitter is. Ook zijn Zin voor humor deel ik graag met hem. Vooral dan de eerder Engels getinte humor, beetje tongue in cheek. Al mag het af en toe ook wel ‘s  een flauwe woordspeling zijn die in onnozelheid niet voor Ben Crabbé moet onderdoen. Zoals sommigen onder ons van oude groenten houden, houden Koen en ik ook van oude woorden. Zo proberen we met elk jaarboek van de VWS enkele noeste en bijna vervallen woorden van de vergetelheid te redden. Elk jaar werken we zo tot onze grote genoegdoening zonder dralen, ijverig, onverdroten, vlijtig en onverpoosd verder aan de bibliotheek van de West-Vlaamse letteren. Niet te verwonderen dus dat we met die liefde voor gedegen en haast gedateerde woorden beiden al ’s mochten resideren – ook al zo’n prachtwoord resideren – in het Lijsternest van Stijn Streuvels. Nota bene het huis waaruit vader D’haene ooit in de late jaren zestig toen hij op dienstreis was naar Ronse werd weggejaagd. Grappig dat zijn zoon daar later een paar keer ‘writer in residence’ mocht zijn. En laatst zaten we, zonder dat Koen en ik dat vooraf van elkaar wisten, in de Kulak naast elkaar voor een colloquium over Streuvels. “Nulla dies sine linea”, ‘geen dag zonder regel’, de bekende Streuvels-spreuk is een devies dat ook Koen D’haene inspireert. Koens werkkracht moet inderdaad iets zijn waar je als schrijver enkel kunt van dromen. Vandaag vieren we immers niet alleen het nieuwe boek van Koen maar ook het gegeven dat hij ondertussen al twintig jaar schrijverschap achter de rug heeft. Als ik goed en wel geteld heb zit Koen met Rots aan zijn achttiende boek. Zijn eerste verscheen in het gezegende jaar 2000. Het was een jeugdboek dat rechtstreeks was voortgevloeid uit een citytrip naar New York. Op de terugreis maakte Koen, die toen al een tijdje hier in de bibliotheek verantwoordelijk was voor de jeugdafdeling, zich de bedenking dat zijn ervaring in New York en in de Bronx een uitstekend uitgangspunt zou kunnen zijn voor een jeugdboek. Iets voor iemand als Dirk Bracke, waar Koen toen naar opkeek en die helaas laatst in juni veel te vroeg is overleden. Maar plots rees er na die reis bij Koen vanuit het niets de vermetele gedachte op 'Als ik het nu ’s zelf probeerde'. En kijk, in het jaar 2000 verscheen De hel in New York, zijn eerste boek. Het nieuwe millennium kondigde meteen ook het tijdperk van de schrijver Koen D’haene aan. De hel in New York werd goed ontvangen. Als jeugdauteur was hij voorgoed vertrokken. Het ene boek volgde op het andere. Met onder meer titels als De oversteek, Valsspeler, Gek van een eiland en Een hoofd vol rommel verwierf Koen D’haene naam als gedegen en gewaardeerd jeugdschrijver. Een sterk merk was geboren.

Tot veler verrassing werd die reeks jeugdboeken in 2016 van vandaag op morgen onderbroken door een heuse misdaadroman. Dat hadden velen, lezers en recensenten incluis, niet echt zien aankomen. En Koen in eerste instantie zelf ook niet. Een krantenbericht dat verscheen over een koppel dat al twintig jaar vermist was maar dankzij de opwarming van de aarde teruggevonden werd in het smeltend ijs van een gletsjer liet bij Koen de vonk overslaan. Aanvankelijk dacht hij weer aan een boek voor jong-volwassenen of ‘young adult’ zoals dat vandaag zo mooi heet. Het verhaal dat in zijn hoofd ontstond bleek evenwel snel een andere vorm aan te nemen. En zo ontstond IJs, zijn eerste boek voor volwassenen, meteen een duistere misdaadroman. In IJs vertelt Koen op verschillende locaties en op verschillende tijdstippen het verhaal van Mats, een man van Zweedse origine en Sarah, een lerares Nederlands. Het paar is op vakantie in de buurt van de Dent Blanche, een berg in het Zwitsers kanton Wallis. Ze ontmoeten er Remse en Yvonne, een Nederlands koppel. Wat dan volgt kent op zijn zachtst gezegd een dramatische ontknoping waarop ik hier, in functie van zij die het boek nog moeten lezen, niet nader inga. Het boek heeft een open einde. Daar had Koen D’haene met zijn voorliefde om de verbeelding van de lezer aan het werk te zetten bewust voor gekozen. Zeker ook al omdat hij niet echt van plan was om een vervolg te schrijven. Maar dat was dan weer zonder de uitgever en ook zonder de lezers gerekend. Naderhand kwamen nog twee boeken die de lijn doortrokken en die met IJs een trilogie zijn gaan vormen. Ook over de inhoud van boek twee en boek drie wil ik hier niet al te veel zeggen om het leesplezier niet te vergallen. In Zand vinden we de hoofdrolspelers terug op Schiermonnikoog, een geliefde vakantieplek van de schrijver zelf. Sarah is er met haar nieuwe vriend Tom. Ze ontmoeten er Ingrid en Michael, alweer een Nederlands koppel. Ook in Zand zwelt de spanning aan en kent het verhaal een verrassende afloop. En dan is er vandaag met Rots het slotstuk van het drieluik. Dit keer speelt het verhaal van Sarah en Mats, die opnieuw bij Sarah is terechtgekomen, eerst in Oostende waar ze wonen, en daarna op vakantie samen met hun vrienden Joke en Jan in de Ardennen, meer bepaald in de buurt van Remouchamps. Maar ook in Rots blijft het niet bij een rustige vakantie in de Ardense bossen. Ook nu steken de demonen uit hun vroeger leven weer de kop op. Jan vermoedt dat er veel meer aan de hand is dan Sarah en Mats laten uitschijnen en gaat steeds meer vervelende vragen stellen.

Net als in IJs en Zand steekt Rots vol met vlot geschreven en vinnige dialogen. Die schrijfstijl wordt in zowat elke recensie geprezen. Ook in het derde deel van zijn trilogie past Koen D’haene het stijlprocedé toe dat hij al hanteerde in de eerste twee boeken. Hij laat het verhaal om beurten vertellen door Sarah en Mats. En ook Jan treedt in een hoofdstukje als verteller op. Echt biografische elementen uit zijn eigen leven komen er van Koen niet in de verhalen terecht. Gelukkig ook maar zou ik zeggen, want de intriges waarin de hoofdpersonen terechtkomen zijn best wel sinister te noemen. Wel kent hij als auteur het plezier om zijn eigen vakanties in zijn boeken binnen te smokkelen. Op die manier is hij ook bijzonder vertrouwd met de locaties die door Sarah en Mats worden aangedaan. De Dent Blanche in de Zwitserse Alpen zag hij toen hij aan het schrijven was nog levendig voor zich. Andere momenten in de boeken brengen ons naar Bricola, Bivouac, Brussel en Oostende met café Chamonix, zijn geliefde Wadden met Schiermonnikoog en Hotel Van der Werff, de Ardennen met Royal Hotel Bonhomme in Remouchamps. Je wandelt met hen de Ninglinspo af, het enige bergriviertje dat België rijk is en dat uitmondt in de Amblève. Je verneemt meer over het ontstaan van de legende van de forel en die van de 'moulin du diable'. Als lezer krijg je zowaar zin om op een goeie dag de verhalen van Koen achterna te reizen. Het zegt iets over het schrijfplezier waarmee Koen D’haene over al die plaatsen schrijft. Er moet in het hoofd van Koen een klein atlasje zitten waarin hij alle plaatsen waar hij ooit op vakantie was in zijn werk wil afvinken. Ook de muziek is prominent aanwezig in de boeken van Koen. In 2003 was Valsspeler al opgedragen aan Wim De Craene en in Ketters van de Kemmelberg trad ene Geike Arnaert op. IJs opent met een concert van Bruce Springsteen in het Koning Boudewijnstadion. De intocht van The Boss die het concert helemaal in zijn eentje begint met een akoestische versie van The River zindert van de bladzijden af… Elk boek van de trilogie heeft twee motto’s die meer zijn dan zomaar een willekeurig gekozen fragment. Telkens gaat het om een motto van Tom Waits en eentje van Abba, jawel. Niemand past beter aan het begin van een donkere misdaadroman dan Tom Waits, de meest duistere van alle duistere singer-songwriters. En Abba daar zit ook altijd een kleine snik aan vast. Leuk gevonden om elk boek van de trilogie te laten beginnen met een extractje Waits en een vleugje Abba. Misschien hebben de Zweden wel een boek van Koen te pakken gekregen en zijn ze meteen aan een reünie begonnen. In Rots zijn er geregeld ook streepjes ‘nous étions formidables’ van Stromae te horen. Ook krijg je zin om weer ‘s wat meer Scandinavische thrillers te gaan lezen en zeker moeten we ’s iets in huis halen van de IJslandse auteur Arnaldur Indridason, de lievelingsauteur van Mats. 

De eerste twee boeken werden goed ontvangen. Ik vermoed sterk dat dat ook het geval zal zijn met Rots. ‘Psychologische misdaadroman’ staat er op de cover van Rots. Dat is wellicht de meest accurate omschrijving om de drie boeken van Koen een label te geven. Duistere, ja soms verdorven kantjes van de hoofdpersonages zorgen er voor dat het hier eerder over why-dunits gaat dan over who-dunits. In de drie verhalen toont Koen D’haene aan dat de duistere kant van doodgewone stervelingen plots een crimineel ja zelfs verdorven kantje kan krijgen, aangetast en aangeraakt als ze zijn door verlangens waarvan ze de dupe worden. 

‘Een echte politiethriller zal ik wel nooit schrijven,’ zei Koen mij. Van zodra er een politie-inspecteur op de scène komt, moet ik als schrijver al weg zijn. Mijn verhaal moet dan al af zijn. Maar het schrijven zelf is voor Koen D’haene nog lang niet af. Daar ben ik zeker van. En kijk voor vanavond mag ik het hierbij houden. Ik wens jullie veel leesgenot en een mooie reis in het nieuwe boek van Koen. Dat het jullie in zijn stroom zal meevoeren, daar ben ik van overtuigd. Meer zelfs: daar ben ik rotsvast van overtuigd.

Paul Rigolle
Wevelgem, zaterdag 13 november 2021.



Populaire posts van deze blog

Duistere misdaadtrilogie

In zes scènes op weekend

Recensies van 'Rots'