Op zoek naar 'Rots'

IJs, Zand en Rots vormen de trilogie van Mijn Alpen, Mijn Wadden en Mijn Ardennen. Veel plaatsen in de romans zijn op mijn netvlies gegrift en de landschappen en locaties die mij zo vertrouwd zijn, figureren mee in het verhaal. Bovendien vormt elke roman op zijn unieke locatie een terugblik op een fase in mijn leven. Schrijven is de tijd bezweren en bewaren. 

In Rots is Sarah nog steeds lerares Nederlands in de ‘school met een monumentale voorgevel en een historisch zeilschip dat afgemeerd ligt in de jachthaven voor de school’. Met Tom ging ze eten in hun geliefde eethuis in de Kapucijnenstraat, Mats verkiest de restaurants op het burgerlijke Wapenplein. Elke zondag gaat Sarah met haar vriendin Joke lopen in ‘Het Bosje’, de koesterende naam die de Oostendenaars geven aan hun eerbiedwaardige Maria-Hendrikapark. Na het lopen vervoegen ze hun partners Mats en Jan in de 'Chamonix', een café langs de zeedijk, aan het einde van de bocht vlakbij het Casino-Kursaal. Ik betrad de zaak nooit, maar telkens als ik in Oostende kom bezorgt ze me een brede glimlach. ‘Hoe verzinnen ze het om hun café aan zee te noemen naar een stad aan de voet van de hoogste berg in de Alpen?’ dacht ik ooit en dat dacht ook Tom ook in Rots. Maar het café verwierf zijn bestaansrecht in een boek dat het vervolg is op mijn alpenroman IJs en in het hoofd van Sarah, die het liefst nooit meer aan de Alpen zou herinnerd worden. 

In het begin van Rots dweep ik even met enkele vakantieregio’s die me de voorbije jaren ook erg geliefd waren: de kliffen van het Bois de Cise, de belle-époquehuizen van Mers les Bains en de Baai van de Somme bij Le Crotoy en Saint-Valéry, de heuvels en het Lac des Settons in de Morvan. Maar uiteindelijk trekken Sarah en Mats samen met Jan en Joke naar de door mij erg geliefde vallei van de Amblève in de streek van Remouchamps en Nonceveux. De streek van mijn kindertijd en jonge jeugdjaren.

Als kind verbleef ik vele zomers in hotel ‘La Chaudière', dat toen een vakantiehuis was van de ‘kroostrijke gezinnen’. Het was prachtig gelegen aan een trage bocht van de Amblève. Je kon er stuwdammen bouwen, kanovaren en zwemmen in het koude maar heldere water. Het hotel stond aan de overkant van de parkeerplaats bij het startpunt van de wandeling naar de Ninglinspo. Deze stoere wandeling met vele boomstambrugjes over de bruisende bergrivier was steevast het hoogtepunt van onze vakantie. Je kon eindeloos variëren op de tocht: in Rots geeft Prosper (onthoud die naam) uitvoerig uitleg bij de vele wandelingen die je in de bossen rond Nonceveux kan maken. Koop geen reisgids, lees Rots

Na enkele jaren lieten we het gezinshotel voor wat het was en wierpen we ons anker zo’n drie kilometer verderop, bij het attractiepunt van de Fonds de Quarreux. Daar was een statige herberg, die met kleurrijke reclames van de Ardense streekbieren en trappisten toeristen naar binnen lokte. De vriendelijke cafébaas, Prosper was de naam, ontving zijn gasten met een charmante bonjour monsieur, madame. 

Bij de parkeerplaats bij de herberg was er een klein viaduct onder de drukke spoorweg Luik-Luxemburg en die leidde naar een kleine camping langs de oever van de Amblève. Vele zomers en weekends sloeg ons vader er onze tent op. Van de tent was het even lopen en je kwam bij de Fonds de Quarreux, de passage van de Amblève bij de molen van de duivel. ‘Op de rotsen lagen mensen te zonnebaden en te luieren en kinderen en jongeren sprongen of zwommen van rots naar rots in de snelstromende rivier’.

Ga niet meer op zoek naar 'Le Moulin du Diable' als je in de streek een Orval of Rochefort wil gaan drinken. ‘De reclames voor bier en ijsjes uit de Ardennen moesten plaatsmaken voor potsierlijke muurschilderingen van rondborstige vrouwen die al wie voorbij komt naar binnen roepen. Maar de wulpse meisjes die op de gevel zijn geportretteerd, moeten ondertussen ook al een stuk ouder zijn en nog voor ze door een nieuwe generatie werden afgelost, hield de eigenaar het voor gezien. De ramen van de vrolijke pleisterplaats zijn dichtgetimmerd.’ (p. 224)

Na de jaren in het hotel en op de camping, was er nog het jaar van het huis in Nonceveux, het lieflijke dorpje even verderop. Het dorp ligt aan de zijkant van de drukke weg, alleen door een robuuste brug over de rivier verbonden met de rest van de wereld. 'République libre de Nonceveux', staat op een kleurrijk folkloristisch plaatsnaambord bij de ingang van het dorp (op p. 185 en in het echt). Je kan er proberen demonen uit het verleden van je af te schudden, maar ook gewoon een luswandeling in het dorp maken, langsheen het mooie kerkje wandelen en zoeken naar het omgebouwde stationnetje pal in het midden van het dorp.

Zo’n vijftien kilometer rivieropwaarts kom je bij de waterval van Coo. We zijn er vaak geweest, maar ik was niet gek op die kabelbaan. Je leest mijn angst in Rots

Bij de eindredactie van het boek, in de zomer van 2021, ging ik mijn angst weer opzoeken op de kabelbaan op de Zwarte Berg in Westouter. ‘Als ik eraan denk dat ik op zo’n metalen stoeltje zit, zie ik van alles mislopen. Ik zal zo met mijn kont van de koude ijzeren staven glijden. Ik zie me al neerploffen op het asfalt. Of ik zal iets laten vallen als ik op het hoogste punt boven de bomen ben. Mijn tas zal tussen de staafjes glijden. Of mijn smartphone valt uit mijn broekzak’. Ik ben even bang en denk net hetzelfde als Sarah op pagina 116 van Rots

Op pagina 36 laat ik Maaike overigens zeggen dat de Kemmelberg, de heuvel in haar achtertuin, de mooiste berg van de wereld is. Dat ik van het lieflijke Heuvelland houd, weet je al sinds Ketters van de Kemmelberg.

Het was zoeken naar een passende herberg waar de hoofdpersonages hun Picon en hun Orval konden drinken en hun (twist)gesprekjes konden voeren. 'La Chaudière' is er niet meer en zowel Prosper als de meisjes van plezier zijn verdwenen uit 'Le Moulin du Diable'. 

Een eerste en tegelijk ook enige terras vond ik in Remouchamps. Hotel-restaurant-café 'Le Bonhomme' heette vroeger 'Café des Ardennes' en is dat eigenlijk nog altijd: een oerardense pleisterplaats. We verbleven er drie dagen in een broeierige kamer, maar vertoefden ook graag op het terras bij de brug – ‘het gezellig terras onder een immense paraplu van lage bomen'. De meisjes die er serveren hebben allemaal pretoogjes en ze spreken beter Nederlands dan jij en ik. 'Le Bonhomme' is het 'Hotel Van der Werff' van de Ardennen: geen wonder dat het destijds ook met koninklijk bezoek werd vereerd.

Er zijn nog veel meer bijzonderheden. De klimtocht van Jan en Toon bijvoorbeeld. Ook die beleefde ik ooit echt, daar hoog boven de Maas en de spoorweg, vlakbij Namen. Ik was toen zo bang aan het touw aan de rotsen dat ik er nooit meer terugkeerde. Maar de ervaring was intens genoeg om ze weer eens te evoceren in Rots. Echt gebeurd dus!

De 'Roches Crahay': op deze rotsen kwamen we vaak. Samen met mijn vader en moeder, mijn nonkel en tante, mijn broer en zus, mijn neven en nicht, de hond Clarence. Ik ben blij ze allemaal weer even ontmoet te hebben in Rots.

‘Niet veel verder huppelt een hond, een labrador denk ik, achter een stok die zijn baasje een eind verder het water in heeft geworpen. Nu ja, zijn baasje is een grote stoere man me teen pijp in de mond die zichtbaar geniet van het gespartel van zijn hond’ (p. 88). We gingen wandelen langs de Ninglinspo en de Chefna, veroverden de Rotsen van Crahay en ploeterden en stoeiden in de Amblève. En op het einde van de dag voltrok zich het ritueel dat was voorbehouden voor onze vaders. Ze gingen in stijl op het terras zitten en nuttigden een schuimend Ardens bier op het altijd zonovergoten terras. ‘Dit is echt vakantie, Willy! Eerst een mooie wandeling in de bossen en dan een stevig biertje op het terras’ (p. 96).

Meer hoefde dat niet te zijn. Ik wilde dat ik weer eens zo dromerig op die rots kon gaan zitten.




Op zoek naar nog meer herinneringen uit de Ardennen in mijn hoofd? 
Lees ook: Rivier zonder water (2020)
Lees ook: Frozen river (2011)

Populaire posts van deze blog

Duistere misdaadtrilogie

In zes scènes op weekend

Recensies van 'Rots'